Levensbreed denken, werken en begeleiden: deel 2
Hulp of zorg verlenen doe je niet alleen met je cliënt. Je doet dit in een samenleving. Een samenleving die in beweging is.
De huidige organisatie en financieringsstromen komen voort uit een medisch, analytische manier van denken en werken,. Ze zijn in de basis meer dan 100 jaar oud en gebaseerd op een arts – patiënt verhouding. Een verhouding van de deskundige, klinische, alwetende arts en de van hem afhankelijke, onkundige, zieke patiënt.
De verhoudingen tussen mensen, zo ook de verhouding van autoriteit tot individu zijn de laatste tientallen jaren enorm veranderd. Cliënten en patiënten hebben meer rechten. De cliënt verwacht van de arts gelijkwaardigheid, uitleg en ook nog eens deskundigheid en menselijke warmte. De arts is in het heden niet meer de alwetende. Dat is Google...
In ons denken, dus ook in het denken van beleidsmakers, opleiders, maar evengoed van cliënten zelf zit het medisch gebaseerde denken nog steeds besloten.
Nieuwe termen
De laatste tientallen jaren heeft menigeen zijn best gedaan het bestaande model aan te passen aan een veranderende samenleving. Decentralisatie,transformatie en inclusie klinken allemaal geweldig. Maar zolang het onderliggende denken niet mee beweegt, zal er wezenlijk niet echt iets veranderen.
Zoals Einstein al heeft gezegd: “Een probleem kun je niet oplossen met de denkwijze die het heeft veroorzaakt.”
Met andere woorden: we moeten beginnen met andere uitgangspunten; we moeten anders gaan denken om tot nieuwe oplossingen en invalshoeken te komen.
Verspreid over vier nieuwsbrieven behandelen we meerdere invalshoeken en reiken we oplossingen of oplossingsrichtingen aan om de hulpverlening aan psychisch kwetsbare mensen structureel te verbeteren.
De navolgende onderwerpen komen aan bod:
- van denken en werken in de oude (GGZ) stijl naar levensbreed denken en werken
- voor elk probleem een afzonderlijke hulpverlener
- de scheiding van behandelen en begeleiden
- probleemgericht werken versus mensgericht werken
- doen waar iemand recht op heeft of doen wat nodig is?
- wie A zegt, moet ook B zeggen: Hoe kan het anders? Het kan wel!
2. Voor elk probleem een afzonderlijke hulpverlener (1)
De gangbare werkwijze kenmerkt zich door dat voor elk probleem een afzonderlijke hulpverlener wordt ingezet. Bij deze groep mensen is vaak sprake van problematiek over meerdere levensgebieden en van onvermogen om dit zelf allemaal te overzien en op te pakken. Als je dan meerdere hulpverleners op iemand af stuurt, kan het gebeuren dat elke hulpverlener op zich goed werk verricht, iedereen zelfs optimaal samenwerkt, maar dit niets toevoegt aan het creëren van overzicht voor de cliënt zelf. Dat is nu juist één van de kenmerken: dat kan de cliënt niet.
Als je dat weet, moet je hier iets mee. Binnen de gangbare hulpverlening zien we dat tegenwoordig dan een coördinerende kracht wordt aangesteld, die overzicht houdt en voor overleg zorgt.
Wij denken dat je een stap verder moet gaan om veel meer rendement te behalen. Want er mag dan wel een coördinator/regisseur/zorgmanager aangesteld zijn, het aantal hulpverleners dat bij een complexe situatie ingezet wordt, is onverminderd groot.
Als alle specialisten goed samenwerken, kan de hulp redelijk gecoördineerd worden en kan men elkaar op de hoogte houden. Toch is deze ‘horizontale multidisciplinaire samenwerking’ minder effectief dan wanneer één coach de begeleiding op zich neemt.
Eén coach kan in twee uur voor meerdere levensgebieden aandacht tegelijk hebben. Bij meerdere hulpverleners is de cliënt vaak met meerdere afspraken en verspreid over de week alleen maar bezig met problemen.
Levensbrede begeleiding: GGZ nieuwe stijl
Binnen de PILLAR-Methodiek is er één coach voor één cliënt die alle werkzaamheden op alle levensgebieden uitvoert. Waar deze extra informatie nodig heeft, kan overlegd worden met specialisten, maar voert de coach zelf uit. Waar dat niet kan, denk aan het voorschrijven van medicatie en een psychiater ingeschakeld moet worden, houdt deze coach wel de coördinatie. Pas bij zeer complexe problemen op een levensgebied ‘vliegt’ een specialist zelf in. Op deze wijze creëer je een ‘verticale multidisciplinaire samenwerking’, waarbij achter de coach, vele disciplines de coach ondersteunen en de cliënt toch met slechts één coach werkt.
Let op: deze nieuwe systematiek vereist ook dat het onderwijs mee beweegt met deze verbeteringen.
Voor elke probleem een afzonderlijke hulpverlener (2)
Meerdere hulpverleners die veelvuldig met een cliënt bezig zijn, creëren een ongewenste afhankelijkheid van diezelfde hulpverleners. Het feit dat je probleem zo erg is dat anderen ze moeten oplossen, bevestigt de onmacht en het onvermogen. Het zelfdenkend en oplossend vermogen wordt niet bevorderd.
Het vertelt je ook nog eens dat het wel heel erg met je gesteld is en dat het oplossen van al je problemen heel moeilijk is, want het werk wordt gedaan door specialisten, mensen die ervoor hebben geleerd, op betreffend levensgebied.
Deze werkwijze houdt mensen klein en in het problematische. Hier is geen ruimte voor de mens in zijn geheel en diens mogelijkheden. Deze komen niet tot hun recht.
Levensbrede begeleiding: GGZ nieuwe stijl
Een levenscoach begeleidt de cliënt op alle levensgebieden en kan dus zien hoe de cliënt echt functioneert. De levenscoach overziet de problematiek in zijn geheel beter binnen het leven zelf. Maar evengoed ziet hij de mogelijkheden en capaciteiten van zijn cliënt, die in het ‘horizontale’ model onzichtbaar blijven.
Door deze manier van werken wordt veel meer gebruik gemaakt van de mogelijkheden van de cliënt. Deze staat niet passief aan de zijlijn terwijl de specialist diens rommel opruimt, maar is actief betrokken bij het proces en maakt dus deel uit van de oplossing. Dit bevordert het lerend vermogen veel meer dan het over te laten aan de expert. Je creëert hiermee veel sneller mogelijkheden van groei en ontwikkeling bij je cliënt.
Stel je voor
Je cliënt moet iets regelen met de belastingdienst. Jij neemt als hulpverlener dit op je en regelt dit later als je weer op kantoor bent. Jouw cliënt ziet dan niet wat je doet. Een eventuele keuze of beslissing neem jij.
Stel dat je in plaats hiervan dit regelt ter plaatse met je cliënt erbij. Over eventuele keuzes en beslissingen overleg je en je cliënt ziet hoe jij het aanpakt. Later, als de belastingdienst alles heeft afgehandeld, kun je hier uitleg over geven en dit direct koppelen aan hetgeen jullie samen hebt gedaan. Van welke aanpak leert je cliënt het meest?
Een coach die zijn cliënt op meerdere levensgebieden begeleidt, ziet wellicht dat zijn cliënt op bepaalde levensgebieden competenties heeft ontwikkeld, die er niet lijken te zijn op andere levensgebieden. Als je dit weet, kun je hier gebruik van maken.
Dit soort subtiele observaties kun je alleen doen als je in nauw contact staat en iemand op alle levensgebieden meemaakt. Dit kun je niet halen uit een schriftelijke of zelfs mondelinge overdracht van anderen, hoe nauwkeurig ook gedaan.
Vandaar dat de PILLAR-Methodiek staat voor levensbrede begeleiding van één coach voor één cliënt. Op deze manier werken we aan structurele zelfredzaamheid, zullen veel meer mensen op den duur minder zorg nodig hebben en minder afhankelijk zijn/blijven van hulpverleners. Mooi voordeeltje voor de Staat: deze aanpak van één coach voor alle levensgebieden, vermindert daarmee en passant de zorgkosten aanzienlijk.
Meest recente blogs
Zie andere relevante blogartikelen